Ik stap in de auto, op weg naar het evenement ‘Wetenschapper 2030’ in Den Haag, waar we met ruim 300 mannen en vrouwen gaan nadenken over hoe we de wetenschap zo efficient mogelijk in kunnen richten. Het is half 9 en ik sluit aan in de file. In mijn spiegel zie ik de man in de auto achter mij van bril wisselen en zijn krant open slaan. Ok, dit kan nog wel even duren…
Starend naar de eindeloze rits blik krijg ik een onbehagelijk gevoel. Ik heb deze week drie podcasts geluisterd van Jan Rotmans (deze, deze en deze), hoogleraar duurzaamheid en transitiekunde. Zijn boodschap over klimaatproblematiek is enerzijds verontrustend: de komende generatie gaat de gevolgen écht voelen. Anderzijds is hij optimistisch en er van overtuigd dat we de aanstaande ellende kunnen doorstaan, mits we innoveren. Als ik voor me kijk, kan ik niet anders dan denken dat we vol gas (stapvoets) de afgrond in rijden.
Meer dan ooit heeft de wereld de wetenschap nodig om oplossingen te bieden aan de aanstaande crises. Slimme technieken en baanbrekende trucks. Innoveren of verzuipen. En die wetenschap, daar gaat het vandaag over. Hoe kunnen we de wetenschap inrichten voor maximaal resultaat? De tendens onder zowel onderzoekers als onderzoeksfinanciers (NWO, ZonMw) is dat ‘open science’ en ‘team science’ de toekomst hebben. Er is een grote bereidwilligheid tot verandering en om deze verandering te verankeren in de manier waarop we onderzoekers erkennen en waarderen. In de discours vond ik met name de volgende drie sprekers erg inspirerend:
Rianne Letschert, rector aan Universiteit van Maastricht, houdt een betoog voor meer diversiteit in de functie-omschrijvingen van onderzoekers. Wég van het streven naar de schapen met de vijf poten (die excelleren op álle fronten), op weg naar onderzoek in teamverband, waarbij elk teamlid zijn eigen expertise en kunde heeft. Het gebrek aan team science is mij al jaren een doorn in het oog en heeft mij meer dan eens doen twijfelen of ik nog wel aan een universiteit wil werken. Volgens mij komt team science de effectiviteit, productiviteit én het werkplezier alleen maar ten goede.
Barend van der Meulen van het Rathenau Instituut benadrukt dat minder dan 10% van de onderzoekers een vaste aanstelling krijgt binnen de universiteit. Mijn ervaring is dat de meeste PhD studenten en post-docs een dergelijke aanstelling ambiëren en er álles aan doen om zo’n felbegeerde positie te verkrijgen. Met alle gevolgen van dien: een hyper-competatieve rat-race waar veel mensen aan kapot gaan en die de kwaliteit van wetenschap lang niet altijd ten goede komt. De keuze voor een ander carrièrepad wordt veelal gezien als inferieur: de drop-outs. Een gemiste kans! Barend benadrukt dat mensen met een PhD op zak zeer waardevol zijn in andere bedrijfstakken. Ik denk dat er veel te winnen valt als we PhD studenten al vroegtijdig begeleiden in het vinden van passende aansluiting op de arbeidsmarkt. Bijvoorbeeld door promovendi in hun laatste jaar samen te laten werken met bedrijven en/of ministeries. Onderzoekers die een academische loopbaan ambiëren kunnen deze tijd gebruiken voor het schrijven van beursaanvragen. Zo maken we optimaal gebruik de kennis en kunde van PhDs, zowel binnen als buiten de universiteit.
Sarah de Rijcke, hoogleraar aan de universiteit van Leiden, benadrukte dat we in de transitie naar open science en team science onze doelen voorop moeten stellen. Open Science heeft veel verschillende aspecten en het is vaak onduidelijk welke stappen het effectiefst zullen zijn. Kies ik er voor om open access te publiceren? Mijn data te delen? Of om mijn bevindingen toegankelijker te maken voor een breder publiek? Of… of.. of.. Alles tegelijk kan niet, maar wat is de beste eerste stap? Ik merk dat het me helpt om mijn doelen te concretiseren (wat wil ik bereiken met mijn onderzoek?). Met de doelen als uitgangspunt wordt duidelijk welke aspecten van open science mij het meeste rendement opleveren. Maatwerk dus. Ik hoop dat de doelen van onderzoeksgroepen leidend zullen zijn in de transitie naar Open Science. Op die manier verwordt open science niet tot nóg een verplichting of wéér een vinkje, maar draagt het daadwerkelijk bij aan efficiëntere wetenschap.
Op de terugweg heb ik -weer in de file- ruim de tijd om na te denken over dat wat ik vandaag gehoord heb. Optimisme overweegt. Maar ook de vraag: hoe gaan deze mooie woorden leiden tot verandering? Jan Rotmans zegt hierover dat je voor een transitie drie groepen nodig hebt: koplopers, verbinders en kantelaars. De eerste groep hadden we vandaag in de zaal. Mensen die het anders doen, een nieuw systeem voor ogen hebben. Vervolgens heb je verbinders nodig die het oude systeem en het nieuwe systeem met elkaar kunnen verbinden. De olievlek laten uitbreiden. Weerstand opzoeken en wegnemen. En tenslotte de kantelaars: mensen die de omslag realiseren op de werkvloer. In de transitie naar open science spelen de Open Science Communities volgens mij de rol van verbinders. We brengen de koplopers in contact met de grote(re) massa van onderzoekers en maken open science meer ‘main stream’. Met een uitgestrekte hand in plaats van met het vingertje. Met een luisterend oor in plaats van met de mond vol. Met als doel: het bereiken van de mogelijke kantelaars. Dan zal de transitie écht plaats vinden. De snelle groei van het aantal open science communities in Nederland (nu al aan negen universiteiten in Nederland!) maakt dat ik veel vertrouwen heb in de transitie naar open science en daarmee ook in de toekomst. Ik heb wel zin in 2030!